Vakliteratuur

De afdeling waar ik werk bestaat uit een samenwerkingsverband tussen een aantal bedrijven van de spoorwegen. Er zitten vervoerders, onderhoudsbedrijven, verkeersleiding en nog wat afdelingen. Om de afdeling verder te ontwikkelen, nog beter samen te werken en nog betere resultaten te behalen, worden initiatieven van onder andere de medewerkers gevraagd en – als de bazen het voorstel kansrijk vinden – gehonoreerd.

Een van de voorstellen was om een standaard op de zaal te zetten waar iedereen vakliteratuur en andere interessante informatie over hun bedrijven neer kunnen leggen. Het idee erachter is dat we meer inzicht krijgen in elkaars processen, de spoorwereld en meer van die dingen. Geen verkeerd idee.

De standaard staat er nu een tijdje en ruim twee weken geleden heb ik er het tijdschrift Verkeerskunde van de ANWB op gezet, met daarin een zeer uitgebreid verhaal over de nieuwe afdeling. Laat ik als nep-leidinggevende het goeie voorbeeld geven, nietwaar?

Toen ik afgelopen week langs de standaard liep viel mijn oog op een veelkleurig tijdschrift: Onze vogel. Grappig, dacht ik.

Ik bekeek de bladen nog eens wat beter en zag dat er een of meerdere exemplaren van de volgende periodieken op de vakliteratuurstandaard stonden:

  • Onze vogel
  • Verkeerskunde
  • Een aankondiging voor het evenement “Italia a Zandvoort”
  • Voetbal International
  • Een ledenmagazine van een vakbond.
  • Parrot, het tijdschrift van “Dé vereniging voor de kromsnavelliefhebber”

Sommige dingen hebben gewoon wat meer tijd nodig.

Wat een verademing!

Journalist zijn, het lijkt mij een vreselijk beroep. Je hikt altijd tegen een deadline aan en bovendien kampt jouw programma of blad steevast met ruimtegebrek. Neem nou een verslaggever van een of ander nieuwsprogramma. Je wordt samen met een cameraman naar de andere kant van het land gestuurd om verslag van te doen van laten we zeggen een lokaal evenement en je weet dat jouw item precies negentig seconden mag duren. Wat volgens mij rijkelijk lang is.

Je interviewt een paar mensen voor aanvang, je vraagt wat reacties tijdens de bezigheden, je probeert het voorval in een bepaalde context te krijgen zodat de kijker het ook begrijpt. En hoe lullig een onderwerp ook is, als je je er eenmaal in verdiept hebt zitten er vaak hele verrassende kanten aan: die voorzitter blijkt een uitermate schrandere kerel, koekhappen had je nog nooit met deze ogen bekeken en die juffrouw van de retirade mag er ook zijn. Voor je het weet heb je stof om tien journaals te vullen en verdomd als het niet waar is, die mensen verdíenen het nog ook!

Maar negentig seconden is negentig seconden en je kent het klappen van de zweep. Dus schaaf je hier wat aan je begeleidende tekst, kort je daar eens wat in, laat je de organisator toch maar niet aan het woord en uiteindelijk heb je een item waar je trots op mag zijn. De hele tijd echter weet je dat je redacteur kan sms’en met de mededeling dat jouw item is ingekort tot zestig seconden. En je weet ook dat jouw onderwerp het eerste sneuvelt als de champignon uit Venlo weer wat te melden heeft over het Hartland. Je moet er maar lol in hebben.

Niet veel anders vergaat het de schrijvende pers. Nooit is de krant dik genoeg of telt het magazine het juiste aantal pagina’s om al die interessante onderwerpen voldoende tot hun recht te laten komen. Een teletekstpagina kan ongeveer 700 letters bevatten, maar dan staat het scherm ook stampensvol. Dus moet je schrappen en herschrijven en alinea’s weglaten en steeds maar weer bondiger formuleren. En hoewel natuurlijk alles wat jij schrijft van onschatbare waarde is, weet je dat de redacteur zonder pardon de laatste twee alinea’s van jouw pennevrucht schrapt om ruimte te krijgen voor het échte nieuws, die grootste wapenvondst van Nederland, middenin het Hartland. En alles moet gisteren af zijn.

Die deadlines en het structurele ruimtegebrek – zo veel woorden, zo veel minuten, slechts een halve kolom – hebben twee voordelen: je leert presteren onder druk en je wordt creatief. Of het lukt je geen van beide en dan kom je tot de conclusie dat journalist een vreselijk beroep is.

Wat moet het dan ontzettend relaxt zijn om te mogen schrijven voor de teletekstafdeling van RTV Utrecht: nooit tijdsdruk, nooit ruimtegebrek, altijd alle gelegenheid om eens lekker alles uit de kast te trekken en heerlijk jóuw eigen verhaal te mogen doen.

Een lekker duidelijk verhaal

De regionale zender RTV Utrecht heeft zijn eigen teletekstpagina’s. Dat is lekker handig als je op de hoogte wilt blijven van het nieuws in en rond het grootste dorp van Nederland.

Maar soms is de zender onbedoeld cryptisch in zijn berichtgeving. Neem nu dit bericht van dinsdag 23 november. Vast staat dat er gemept is, maar wat was nu precies de aanleiding en wie is eigenlijk de echte lul in het verhaal?

Een echte opkikker

Anders dan de droefmakende berichtgeving van het Algemeen Dagblad, waarover ik gisteren schreef, is die van RTV Utrecht weer wél opbeurend. Niet zozeer vanwege de onderwerpen – die gaan ook bijna allemaal over moord, doodslag en andere ongemakken – maar vanwege het taalgebruik. Het enthousiasme straalt er vanaf en dat gaat nogal eens ten koste van de zorgvuldigheid. Gelukkig maar, zou ik zeggen.

Vooral die laatste zin vind ik erg mooi.

Mooie laatste alinea.

En tot slot nog een nieuwsbericht op de site van RTV Utrecht. Als het niet spannend is van zichzelf, dan maak je het spannend.

Ophef over tekens op Amersfoortse woningen
AMERSFOORT – Onbekende en mogelijk geheime tekens op woningen in Amersfoort hebben voor ophef gezorgd.
Bewoners van de wijken Schothorst en Hoogland ontdekten dat er met witkrijt minnen en plussen op hun woningen waren getekend. Volgens de politie werden die tekens door inbrekers gebruikt om aan te geven of bewoners overdag thuis zijn en of er buit te halen is.
Maar vrijdag bleek dat kabelleggers verantwoordelijk zijn voor de tekens op de woningen om aan te geven waar de kabel moet komen te liggen.
De politie heeft de kabelleggers geadviseerd voortaan andere tekens te gebruiken.

Noppes voor iedereen, en nog gratis ook!

Nog een leuke site.

Bernard Bélanger is een ontwerper uit  Montréal, die een geweldig product heeft ontwikkeld: NaDa. Nada doet, volgens de site, niets voor iedereen.

NaDa™ is a new concept. A thought, really. It is very light : 1 byte. It doesn’t take long to fetch. It doesn’t take long to understand. It doesn’t disturb your habits nor does it makes you feel insecure. It is a reassuring piece of software that does nothing, and does it very well. That’s a lot !

Lees ook de (zogenaamde) reacties van gebruikers. Kijk, dat vind ik nu humor.


Op de vierkante centimeter

Misschien niet de kleinste site ter wereld, maar het zal niet veel schelen.

In een scherm van 1 cm bij 1 cm is het de maker van Guimp gelukt om een echte site te bouwen. Je hebt keuze uit meer dan 15 Flash-spelletjes, waaronder Pong, Packman, Breakout, boter, kaas en eieren en een heus racespel. En onder de html-knop zit warempel nog een blog.

Wel even de leesbril van oma lenen.

Even bij de les blijven graag.

Gelezen op ad.nl. Het gaat over obese Amerikanen, die zichzelf vaak niet te dik vinden. Er wordt veel met getallen gestoeid, dus let goed op. Aan het einde stel ik een vraag.

Uit een enquête onder meer dan 2.000 Amerikanen met obesitas is gebleken dat 8% van hen niet vond dat ze moesten afvallen. De deelnemers hadden allemaal een BMI (de verhouding tussen lengte en gewicht) van meer dan 30. Ook bleek dat mensen die hun gewicht onderschatten, gelukkiger met hun gezondheid zijn en zich gezonder voelen dan degenen die hun obesitas wel erkenden. Ze dachten ook dat ze minder kans hadden op een hoge bloeddruk, diabetes en een hartaanval. Tweederde van de mensen met een verstoord lichaamsbeeld denken een lager risico op obesitas te hebben.
Vooral mensen die minder verdienden of lager opgeleid waren, verkeerden in de ontkenningsfase. De helft van hen beschouwden zich gezonder dan de meeste mensen van hun leeftijd, in vergelijking met een derde van de mensen die hun gewicht juist inschatten. 44% van hen ging het afgelopen jaar niet naar de dokter, in vergelijking met een kwart van de anderen. Ook wanneer ze dit wel deden, besproken ze minder hun eetpatroon en hoeveelheid lichaamsbeweging met de dokter.

Nu de hamvraag, en denk erom, onmiddellijk antwoorden: Hoe oud is de dokter?

Fotografen in zwaar weer

Eind 2005 meldde de site ZDNet dat in 2004 1,7 miljoen Nederlanders een digitale camera hadden. In een jaar tijd was dat aantal toegenomen tot 8,4 miljoen. In één jaar tijd 4,9 keer zoveel camera’s. Da’s niet niks. Als die trend heeft doorgezet, dan moeten we tegen eind 2010 bijna 24 miljard digitale camera’s in Nederland hebben (of preciezer: 23.727.920.920).

Laten het er wat minder zijn, feit blijft dat anno 2010 werkelijk iedereen fotografeert. Of de kwaliteit van de opnamen gelijke tred heeft gehouden met groei van het aantal camera’s valt te betwijfelen. In ieder geval zijn veel professionele fotografen in zwaar weer beland.

Het werk loopt weg

Ieder bedrijf met meer dan tien medewerkers in dienst heeft wel een zelfbenoemde fotograaf in zijn gelederen die voor een boekenbon of een Pluim graag wat geinige plaatjes van het wagenpark of de machines schiet en deze beschikbaar stelt voor de website of de door de zoon van directeur kunstig in elkaar gedraaide bedrijfsfolder.
Bij trouwerijen is de bruid vaak de enige die géén foto’s maakt, dus waarom zou je een paar duizend euro neertellen voor zo’n professionele goochemerd als je met wat rondmailen naar je gasten voldoende foto’s bemachtigt om wel tien fotoalbums samen te stellen?
Kranten en andere media maken vaker dankbaar gebruik van door voorbijgangers geschoten “nieuwsfoto’s” daarbij het adagium huldigend dat snelheid beter is dan kwaliteit en achteraf rectificeren we wel.

Op deze manier is het voor de vakfotograaf bijna ondoenlijk een droge boterham te verdienen.

Professionele fotograaf: onderscheid je!

Om die reden zoeken professionele fotografen manieren om zich van de massa te onderscheiden. De persfotograaf investeert in betere contacten met zijn tipgevers, de industriele fotograaf komt met superscherpe opnamen, de sportfotograaf schaft zichzelf een nog betere teletoeter aan.

Een portretfotograaf in Vleuten heeft zo zijn eigen manier gevonden om zichzelf in de markt te houden.

Anno 2010. Werkelijk waar.

Als je zó bezig bent met overleven, dan heb je vanzelfsprekend geen tijd om kranten te lezen en nieuwsbulletins op de tv te volgen.

De heerser van het Piazza della Repubblica (2/2)

Al die tijd drentelt een geheel in het zwart geklede dertiger heen en weer over het plein. Hij draagt een zwart overhemd waarvan het bovenste knoopje openstaat en een zilveren kettinkje toont. Een zwarte lange broek met zwarte schoenen daaronder. Zijn kale hoofd accentueert de uitstaande oren. Om zijn magere pols heeft hij een zilveren armband. Met argusogen spiedt hij het plein af, op zoek naar potentiële slachtoffers: man of vrouw, jong of oud, blank, gekleurd, mager of dik, alleen of in een groep. Hij is niet eenkennig in zijn prooi, ze hoeven slechts aan één voorwaarde te voldoen, toerist zijn. Hij is een terraslokker.

Ontwaart hij een fotograaf of een groepje vrouwen dat talmend over het plein trekt, onze man beent erop af en gooit al zijn Italiaanse charmes in de strijd om de hongerige bezoeker van Firenze te verleiden tot een lunch op het terras van zíjn restaurant. Italianen, of anderen die hij daar per abuis voor aanziet, laat hij ongemoeid. Dat zijn meestal kantoormensen die hun vaste stek hebben, met de vaste ober en het vaste tafeltje.

De uitdaging is erin gelegen de kandidaat zo vroeg mogelijk in het vizier te krijgen, dat geeft namelijk een onoverbrugbare voorsprong op de andere terraslokkers van de aanpalende restaurants. De strijd mag hevig zijn, hij dient zich aan het oog van de argeloze toerist te onttrekken, en het lijkt erop dat er zich te allen tijde slechts één lokker bij een prooi mag melden.

Onze man verstaat zijn vak. Hij loert over het plein en monstert de voorbijgangers. Met schijnbaar gemak plukt hij er de ene toerist na de andere uit, die hij beleefd maar resoluut uitnodigt de lunch bij hem te gebruiken. Hij maakt een grapje, de toerist lacht, de menukaart wordt opengeslagen en onmiddellijk wordt de vraag gesteld of men binnen dan wel buiten wil eten. Als de prooi niet even resoluut weigert, is deze verkocht. Hij wordt al babbelend naar het terras geleid, waar eveneens in het zwart geklede obers zich over het slachtoffer ontfermen en hem met een paar kwinkslagen van het nare gevoel afhelpen er zojuist met open ogen ingetuind  te zijn.

De man is goed, en dat weet hij. Hij straalt hij de zelfverzekerdheid uit van de vakman die zelden faalt, zonder een zweem van arrogantie. Hij oogt ontspannen en slaat bijna terloops de ene na de andere vis aan de haak. Zijn collega-terraslokers van de andere restaurants – waaronder die van het schijnbaar fameuze restaurant Le giubbe rosse –, toch elkaars concurrenten, lijken in hem hun meerdere te erkennen.
Ook met hen onderhoudt hij zich op de ontspannen wijze die elkaar respecterende vaklui aan de dag leggen, mannen die aan een half woord of een oogopslag genoeg hebben om elkaar te begrijpen en ontzag hebben voor de meester in hun midden. Grapjes makend, genietend van de septemberzon, kan hij het zich zelfs permitteren zijn buurman te complimenteren als deze hem te vlug is afgeweest. Want hij heeft zojuist de tiende klant in de zorgzame handen van zijn collega’s gegeven.

Maar pas op, hè! Want of hij nu grapt met zijn collega’s, een pas of twee opzij doet om uit handen te blijven van de traag oprukkende schaduw, of zijn aandacht richt op een jonge Italiaanse, de adelaar blijft waakzaam. Loom beweegt hij zich in de septemberzon en schiet als door een wesp gestoken naar voren, laveert om een paar voorbijgangers heen en beent met grote passen over het terras naar de twee meter brede stoep tussen het terras en het restaurant, waar zijn volgende prooi blijkt te lopen. Even ziet het ernaar uit dat die zich aan de charmante greep weet te ontworstelen, maar gelijk de natuur is ook nu de strijd ongelijk. De arme prooi nog even in de waan latend dat hij ontsnapt is, slaat de jager met een welgerichte slag van zijn machtige klauwen toe en toont hij wie de echte heerser van het Piazza delle Repubblica is.

De heerser van het Piazza della Repubblica (1/2)

FIRENZE, LA PIAZZA DELLA REPUBBLICA – Het vierkante plein in hartje Florence wordt omzoomd door stenen banken zonder rugleuning en terrassen van min of meer beroemde restaurants. Vanaf de bankjes aan de westzijde heb je – gezeten met je rug naar het Palazzo Vecchietti – een goed zicht op het met de karakteristieke Italiaanse donkergrijze, geribbelde stenen geplaveide plein.

Links staat een draaimolen opgesteld, werkeloos. Een enkele toerist neemt er met zijn kroost plaats in een arrenslee of op een van de paarden, maar merkt dan dat de molen niet bediend wordt. Vader redt de eer van de familie door snel nog een kiekje van het tafereel te maken.
Op de houten bankjes rondom de draaimolen genieten kantoormensen van hun lunchpauze, een vrouw werkt haar make-up bij. Kleine groepjes Amerikaanse toeristen verzamelen zich op de banken en groeien uit tot een gewichtig reisgezelschap, dat zich, nadat de reisleider de namen van de aanwezigen heeft gecontroleerd, al waggelend richting de triomfboog begeeft.

Een gedistingeerde vrouw met lang grijs haar zet zich op een van de bankjes, haar rug naar de zon gekeerd. Ze is volledig in het geel gekleed. Aan haar schouder hangt een geel rieten mandje. Haar voeten zijn gestoken in goudkleurige slippers met centimeters dikke zolen. Ze heeft duidelijk geen haast, ze wacht, ontspannen. Op een man, een vriendin of een collega?

Een meisje neemt plaats op het andere eind van de bank. Even later voegt haar vriendin zich bij haar en samen genieten ze met naar de zon geheven gezichten van een kleine rustpauze.

Van de overkant van het plein komt een vrouw in het paars aangelopen. Een paarse zonnebril bungelt aan een zilveren koordje om haar nek. Zwarte instapschoentjes. Het kastanjebruine haar glanst in de herfstzon en een stralende glimlach spettert van haar gezicht. Als ze het bankje nadert, veert de vrouw in het geel op, pakt haar tas en loopt met een brede lach op haar vriendin af. De begroeting is allerhartelijkst, vriendelijke woorden worden uitgewisseld en gearmd wandelen de dames het plein af, langs de design supermarkt La Rinascente, de Via degli Speziali in.

Morgen verder…

Precisievervoer/ final mile delivery

UTRECHT – Van de week zag ik in Utrecht een vrachtwagen rijden uit Ruurlo, met het opschrift Eijgenhuijsen bv Precisievervoer. Misschien heeft niet iedereen dat, maar ik vraag me onmiddellijk af wat precisievervoer dan precies is.

Het was niet zo’n toer om de site te vinden. Daar las ik dat ze bij Eijgenhuijsen continu nieuwe uitdagingen zien, voortschrijdende technologie, wegvallende grenzen, nieuwe netwerken, scherpere wet- en regelgeving en verdergaande vragen. Ja, die dingen zie ik ook, sterker nog, daar worden wij allemaal dagelijks mee geconfronteerd.

Ik was te laat om een foto te maken.

Met inmiddels bijna een eeuw transportervaring, waarvan de laatste 52 jaar in het precisievervoer, treedt Eijgenhuijsen deze uitdagingen met vertrouwen tegemoet en zij weten zich daarbij bovendien optimaal geëquipeerd voor de toekomst. Hooggevoelige producten, of dat nu grafische, medische, optische of computerapparatuur betreft, of bijvoorbeeld grootkeukens, zijn bij Eijgenhuijsen in vertrouwde handen. In elke fase van het logistieke proces.

Hun dienstverlening is ISO gecertificeerd en strekt zich uit van pre-installatie tot warehousing en van werkplekleveringen tot instructie aan gebruikers op de werkplek. Kortweg: ‘final mile delivery’, met de hoogste graad van zorg en aandacht. Via één aanspreekpunt. Nodeloos om te zeggen, maar Eijgenhuijsen doet het toch maar even, zij zorgen ook voor een efficiënte return flow. Dit alles maakt hen tot een onmisbare schakel in de supply chain. Zeggen ze.

Aha, daar lees ik wat precisievervoer is. De term staat voor het vervoer en de handling van hoogwaardige en kwetsbare produkten (ja, met een ‘k’). Hierbij kan volgens Eijgenhuijsen gedacht worden aan o.a kopieermachines, computers, randapparatuur, medische- en wetenschappelijke apparatuur.

Het is goed om te weten dat ik, als ik eens een computer gehandled wil hebben of aan precisievervoer wil doen, ik bij Eijgenhuijsen in Ruurlo terecht kan.